Advies Beleid Permanente Educatie Wbtv
Advies van Kwaliteitsinstituut Wbtv
Aan Raad voor Rechtsbijstand
t.a.v. de heer R. de Nas
Datum: 1 november 2021
Geachte heer De Nas,
Naar aanleiding van uw brief van 24 augustus 2021 en de daarin gestelde vragen met betrekking tot het beleid permanente educatie en de aanwijzing als erkende opleidingsinstelling volgt hierna, gehoord de Commissie btv, de reactie van het Kwaliteitsinstituut Wbtv (hierna: het Kwaliteitsinstituut). De reactie van de Commissie btv op het conceptadvies van het Kwaliteitsinstituut is bij dit advies gevoegd als bijlage.
Alvorens op uw vragen in te gaan, merkt het Kwaliteitsinstituut op dat wordt betreurd dat zijn advies van 31 juli 2019 met betrekking tot de concepten van het Besluit permanente educatie Wbtv, het Besluit aanwijzing opleidingsinstellingen Wbtv en het Besluit Verlenging inschrijving in het Rbtv in het nieuw vastgestelde beleid op veel onderdelen niet door u is gevolgd. Het Kwaliteitsinstituut is ervan overtuigd dat ook die onderdelen zullen bijdragen aan de kwaliteit van het Rbtv en de doelstellingen van de Wbtv. Het Kwaliteitsinstituut houdt dan ook vast aan dat eerdere advies.
Ten aanzien van het Besluit permanente educatie
Vraag 1.
U adviseert in uw advies (van 31 juli 2019) dat voorgeschreven dient te worden dat B2-tolken minimaal 30 van de 80 pe-punten dienen te behalen op het terrein van taalvaardigheid van de werktalen die zij op B2-niveau beheersen.
Dient een dergelijke eis voor tolken op C1-niveau, respectievelijk vertalers overeenkomstig hun taalniveau ook te worden opgenomen?
Meer algemeen: moet er voorgeschreven worden hoeveel pe-punten per wettelijke competentie (minimaal) vereist zijn (cultuurkennis, taalvaardigheid, tolkvaardigheid, vertaalvaardigheid?)
Reactie van het Kwaliteitsinstituut op vraag 1
Het Kwaliteitsinstituut vindt een uitbreiding van die eis naar C1-tolken niet nodig. Met zijn advies over de categorie B2-tolken is beoogd deze tolken te stimuleren een hoger taalvaardigheidsniveau na te streven van de werktaal waarin zij het laagste taalbeheersingsniveau hebben, zodat zij op termijn in het Rbtv doorstromen naar het C1-niveau. Bij C1-tolken is deze stimulans niet nodig.
Het Kwaliteitsinstituut raadt een nadere differentiatie in het pe-beleid (een voorgeschreven minimumaantal pe-punten per wettelijke competentie) af. Het is de eigen verantwoordelijkheid van tolken en vertalers om zich te blijven bijscholen en daarbij de aandacht vooral te richten op competenties die versterking behoeven. De behoeftes aan bijscholing zijn echter per tolk/vertaler verschillend. Bovendien zijn tolken en vertalers afhankelijk van het aanbod van bijscholingsmogelijkheden. Op dat aanbod kunnen zij geen invloed uitoefenen. Het Kwaliteitsinstituut kan zich wel voorstellen dat tolken en vertalers op alle taalniveaus tenminste een aantal pe-punten behalen op het terrein van intervisie en collegiale toetsing (zie onder vraag 4).
Vraag 2.
Dient er aan huiswerkopdrachten, leesopdrachten en vertaalopdrachten een maximaal aantal pe-punten te worden verbonden zodat deze in verhouding staat met de omvang van de scholingsactiviteit waarvoor deze opdrachten worden voorgeschreven? Welke verhouding kan dan toegepast worden? Er zijn gevallen bekend waarin de scholingsactiviteit een omvang van 8 uren heeft en de huiswerkopdrachten/ vertaalopdrachten en leesopdrachten in totaal een omvang hebben van meer dan 60 pe-punten.
Reactie van het Kwaliteitsinstituut op vraag 2
Het Kwaliteitsinstituut is ook nu nog van mening dat de categorie ‘leesopdrachten’ dient te worden geschrapt omdat lezen op geen enkele manier gecontroleerd kan worden. Het is ook niet gangbaar in het permanente educatiebeleid van andere beroepsgroepen (zie hierover het advies van 31 juli 2019).
De term ‘huiswerkopdrachten’ zou gewijzigd kunnen worden in ‘schrijfopdrachten’, zodat de nadruk komt te liggen op het actief maken van opdrachten in plaats van op enkel het (ter voorbereiding op een cursus) lezen van opleidingsmateriaal. De categorieën schrijf- en vertaalopdrachten zijn goed te controleren en archiveren. Zij kunnen, anders dan leesopdrachten, in aanmerking komen voor pe-punten. Het Kwaliteitsinstituut is wel van mening dat een maximum dient te worden gesteld aan het te behalen aantal pe-punten voor schrijf- en vertaalopdrachten. Dat maximum zou dan gerelateerd kunnen worden aan de omvang van de scholingsactiviteit waarvan de opdrachten onderdeel uitmaken.
Ten aanzien van de categorie ‘schrijfopdrachten’ wordt geadviseerd dat maximum te stellen op 125% van het totaal aantal contacturen van de scholingsactiviteit. Bij vertaalopdrachten adviseert het Kwaliteitsinstituut een maximum van 200% van het totaal aantal contacturen van de scholingsactiviteit. De vertaler dient in bijzondere gevallen in staat te worden gesteld om te motiveren waarom dat maximum in zijn of haar geval hoger dient te zijn.
Op dit punt verwijst het Kwaliteitsinstituut naar zijn eerdere advies van 31 juli 2019 waarin wordt geadviseerd om:
- de verhouding bij vertaalopdrachten aan te passen van 250 woorden in de brontekst per 1 pe-punt naar 100 woorden in de brontekst per 1 pe-punt en
- de verhouding bij schrijfopdrachten aan te passen van 4 bladzijdes per 1 pe-punt naar 500 woorden per 1 pe-punt.
Het Kwaliteitsinstituut adviseert deze aanpassingen over te nemen.
Vraag 3.
Welke definitie geeft u aan de term publicatie? Is de in het huidige beleid opgenomen definitie en het onderscheid tussen publicatie en wetenschappelijke publicatie nog houdbaar? Wat stelt u voor?
Reactie van het Kwaliteitsinstituut op vraag 3
Het Kwaliteitsinstituut acht het onderscheid nog steeds wenselijk. In de praktijk zal het aantal wetenschappelijke publicaties van beëdigde tolken en vertalers naar verwachting zeer gering zijn aangezien zij over het algemeen geen wetenschappers zijn. Voor de overige publicaties (in een vakblad) is in de Toelichting op het Besluit Permanente educatie Wbtv van 14 juli 2020 opgenomen dat ‘de publicatie (…) uiteraard een onderwerp [moet] behandelen dat voor tolken en vertalers relevant is’. Deze toelichting waarborgt voldoende dat alleen relevante publicaties voor pe-punten in aanmerking komen.
Het Kwaliteitsinstituut is overigens niet bekend met het aantal registertolken en -vertalers dat (wetenschappelijke) publicaties opgeeft voor pe-punten en adviseert u om dit – alsook de relevantie van publicaties in zijn algemeenheid – te monitoren.
Vraag 4.
De Raad heeft uw voorstellen omtrent de intervisie en collegiale toetsing overgenomen. Vanuit de advocatuur is aangegeven dat men zich afvraagt waarom in de systematiek van permanente educatie bij tolken en vertalers intervisie en collegiale toetsing niet als verplicht onderdeel met een minimum te behalen pe-punten is voorgeschreven. Wat zijn uw gedachten ten aanzien van deze stelling?
Reactie van het Kwaliteitsinstituut op vraag 4
Het Kwaliteitsinstituut is voorstander van het invoeren van intervisie en collegiale toetsing als vaste onderdelen van de permanente educatie van registertolken en -vertalers. Het beroep van tolken en vertalers is bij uitstek een individueel beroep. Juist dan kunnen intervisie en collegiale toetsing bijdragen aan het verbeteren van de kwaliteit. Het Kwaliteitsinstituut adviseert om voor te schrijven dat gedurende de inschrijvingsduur van vijf jaar in het Rbtv tenminste 8 van de te behalen 80 pe-punten worden behaald door deelname aan activiteiten gericht op intervisie en collegiale toetsing. Het gaat hier om taaloverstijgende activiteiten, zodat ook ten aanzien van tolken en vertalers in minder veel voorkomende talen die eis niet als onredelijk wordt beschouwd. Bij voorkeur neemt een tolk of vertaler eens per jaar deel aan een dergelijke activiteit.
In de toelichting op het Besluit permanente educatie (Staatscourant 2020, 39352) wordt beschreven welke eisen worden gesteld aan de wijze waarop intervisie en collegiale toetsing worden ingericht. De activiteiten die door een tolk of vertaler worden ingebracht voor pe-punten zullen steeds aan die eisen moeten voldoen.
Gedurende de door het Kwaliteitsinstituut geadviseerde overgangsperiode van drie jaar voor het aangepaste pe-beleid kan het aanbod van deze activiteiten naar verwachting voldoende worden afgestemd op de vraag van tolken en vertalers.
Vraag 5.
Welke eisen zou u stellen om zelfstudie als pe–activiteit (maximaal 5 pe-punten) beter te kunnen controleren?
Reactie van het Kwaliteitsinstituut op vraag 5
Het Kwaliteitsinstituut is, onder verwijzing naar zijn advies van 31 juli 2019, ook nu nog van mening dat de pe-categorie zelfstudie dient te worden afgeschaft. Zelfstudie is niet goed controleerbaar en het Kwaliteitsinstituut ziet niet in hoe die controleerbaarheid kan worden vergroot.
Vraag 6.
Op welke wijze heeft u gekozen voor een overgangsperiode van drie jaar in geval van wijzigingen van de uitgangspunten van het pe- beleid? Graag ontvang ik een onderbouwing op dit punt.
Reactie van het Kwaliteitsinstituut op vraag 6
Deze overgangsperiode van drie jaar is destijds voorgesteld – overigens op basis van de uitgangspunten uit het advies van 31 juli 2019 – om tolken en vertalers, maar ook aanbieders van opleidingen, voldoende tijd en gelegenheid te bieden om in te spelen op het nieuwe pe-beleid. Daarbij is rekening gehouden met tolken en vertalers die op basis van bestaand pe-beleid gedurende hun inschrijving reeds hebben geïnvesteerd in pe-activiteiten en hun voorgeschreven pe-punten al zo goed als volledig hebben behaald. Het Kwaliteitsinstituut vindt het onredelijk om deze registertolken en -vertalers te verplichten om op basis van nieuw pe-beleid aanvullende pe-punten te halen. Voor aanbieders van scholingsactiviteiten is van belang dat zij voldoende tijd krijgen om geschikte bijscholing aan te kunnen bieden en de juiste opgeleide mensen daarvoor aan te trekken. En voldoende aanbod van pe-activiteiten is ook weer van belang voor tolken en vertalers die op grond van het gewijzigde pe-beleid pe-punten dienen te behalen.
De overgangsperiode van drie jaar heeft tot gevolg dat wanneer de inschrijving in het Rbtv van een beëdigd tolk/vertaler binnen die overgangsperiode eindigt, het nieuwe pe-beleid op de tolk/vertaler niet eerder van toepassing zal zijn dan na de verlenging van de inschrijving.
Ten aanzien van het beleid aanwijzing opleidingsinstelling Wbtv
Vraag 7.
U geeft aan dat de kwaliteitsbeheersing op dit moment beperkt is. In uw advies spreekt u over het opstellen van nadere drempels voor aanwijzing van door onderwijstellingen in het kader van het beleid. Heeft u daar een bepaalde visie op? Welke voorstellen doet u op dit punt? Welke stimulering ziet u voor zich? Ik ontvang graag een onderbouwd standpunt.
Reactie van het Kwaliteitsinstituut op vraag 7
Het Kwaliteitsinstituut constateert dat de lijst met erkende aanbieders van scholingsactiviteiten op de website van Bureau Wbtv zich steeds verder uitbreidt. In de lijst bevinden zich ook opleidingsinstellingen die zich niet in belangrijke mate richten op de doelgroep tolken en vertalers. Zij bieden wel activiteiten aan die voor tolken en vertalers relevant zijn en die daarmee ook zonder meer in aanmerking moeten komen voor pe-punten. De ervaring leert echter dat tolken en vertalers door sommige van deze instellingen, die zich dan afficheren als erkende opleidingsinstelling, ook worden benaderd met cursussen die voor het beroep van tolk of vertaler niet zonder meer relevant zijn. Die activiteiten zouden niet voor pe-punten in aanmerking moeten komen.
Er moet worden voorkomen dat de tolk of vertaler eerst bij het moment van verlenging van zijn inschrijving wordt geconfronteerd met de boodschap dat de door hem of haar gevolgde activiteit bij een erkende opleidingsinstelling niet voor pe-punten in aanmerking komt. Om dergelijke misverstanden te voorkomen, zou onderscheid kunnen worden gemaakt naar erkende opleidingsinstellingen die zich in belangrijke mate op tolken en vertalers richten enerzijds en erkende scholingsactiviteiten anderzijds. Bij de laatste gaat het dan om activiteiten van opleidingsinstellingen die zich niet in belangrijke mate op tolken en vertalers richten, maar die wel relevante pe-activiteiten voor tolken en vertalers aanbieden. De nadere drempel voor aanwijzing als erkende opleidingsinstelling zou dan zijn de mate waarin het aanbod van de opleidingsinstelling zich hoofdzakelijk op de beroepsgroep tolken en vertalers richt (daarbij wordt gedacht aan 80%). Dat zal in het kwaliteitsplan van de aanbieder moeten worden verantwoord en vormt vervolgens ook een belangrijk onderdeel van audits. De erkende opleidingsinstelling dient ook te verantwoorden hoe zij bijdraagt aan verdere kwaliteitsverbetering, onder meer afgezet tegen nieuwe ontwikkelingen op het gebied van tolken en vertalen en in wetgeving, regelgeving en beleid in het kader van de Wbtv.
Het Kwaliteitsinstituut realiseert zich dat het beheer van een overzicht met erkende scholingsactiviteiten – naast een lijst met erkende opleidingsinstellingen – ingewikkeld en kostbaar is. Het doel van de aanwijzing van erkende Wbtv-opleidingsinstituten is echter om Rbtv-tolken en -vertalers een garantie te bieden dat de opleidingen die deze instituten aanbieden in ieder geval relevant zijn voor hun professionele ontwikkeling als tolk en vertaler. Tegen die achtergrond is een zekere drempel aangewezen. Dat neemt niet weg dat ook buiten het aanbod van deze erkende opleidingsinstellingen er voor tolken en vertalers een ruim aanbod aan relevante scholingsactiviteiten zal zijn. Bij het inbrengen van dergelijke activiteiten in zijn of haar Rbtv-portfolio kan de tolk of vertaler motiveren waarom dat het geval is.
TOT SLOT
Het Kwaliteitsinstituut stelt het op prijs geïnformeerd te worden over en betrokken te worden bij het vervolg en wordt graag in de gelegenheid gesteld te adviseren over eventueel nader beleid.
Hoogachtend,
R.G.A. Beaujean
voorzitter Kwaliteitsinstituut Wbtv