Advies over de inschrijfprocedure in het kader van de herijking van het Rbtv
Gezamenlijk advies van het Kwaliteitsinstituut Wbtv, de Commissie btv en de Klachtencommissie Wbtv
Aan Programma Tolken in de Toekomst
T.a.v. mw. drs. E. Heijting
datum: 17 september 2018
Geachte mevrouw Heijting,
Met uw brief van 28 juni 2018 heeft u het Kwaliteitsinstituut Wbtv, de Commissie btv en de Klachtencommissie Wbtv gevraagd om aan het programma Tolken in de Toekomst advies uit te brengen over uw voorstellen voor de inschrijfprocedure in het kader van de herijking van het Register beëdigde tolken en vertalers (Rbtv) en een nieuwe Gedragscode voor tolken en vertalers.
Adviesaanvraag
Het voorstel voor de nieuwe Gedragscode neemt de bestaande Gedragscode in het kader van de Wet beëdigde tolken en vertalers (hierna: Wbtv) als uitgangspunt. U stelt voor deze op verschillende onderdelen aan te passen aan de beoogde werking van het herijkte Rbtv.
De procedure voor inschrijving in het herijkte Rbtv en “de noodlijst” is door u uitgewerkt in het tweede voorstel dat ter advisering is voorgelegd. Daarin wordt ook de wijze waarop invulling kan worden gegeven aan de inschrijfvoorwaarden beschreven.
Met een brief van 12 juli 2018 hebben de adviescommissies uw programma laten weten dat zij zich niet kunnen verenigen met het proces dat wordt gevolgd bij de herziening van de Gedragscode. Zij hebben geadviseerd om de herziening van de Gedragscode uit te stellen en, zodra de beoogde eindsituatie van de herijking van het Rbtv bekend is, het initiatief voor het ontwerp van de Gedragscode bij het Kwaliteitsinstituut Wbtv te leggen. Het Kwaliteitsinstituut Wbtv zal daarbij de expertise van de andere adviescommissies en in het bijzonder die van de beroepsverenigingen betrekken. Tegen deze achtergrond ziet onderstaand advies uitsluitend op het voorstel met betrekking tot de inschrijfprocedure (hierna: ‘het voorstel’) en niet ook op het voorstel voor een nieuwe Gedragscode.
Gezamenlijke advisering
Het Kwaliteitsinstituut Wbtv, de Klachtencommissie Wbtv en de Commissie btv hebben medio 2017 afzonderlijk aan uw programma laten weten te zullen adviseren over de voorgenomen voorstellen van het programma. In overleg met de Commissie btv en de Klachtencommissie Wbtv wordt over de voorstellen van uw programma zoveel mogelijk gezamenlijk geadviseerd. Op 15 maart 2018 en 14 mei 2018 hebben de adviescommies gezamenlijk advies aan u uitgebracht over uw voorstellen voor een herijkt Rbtv, het crisismechanisme en de verlengingscriteria. Het is voor de adviescommissies nog onduidelijk in hoeverre deze adviezen in uw voorstellen hebben doorgewerkt. In afwachting van uw terugkoppeling nemen de adviescommissies hun eerdere adviezen als vertrekpunt bij de advisering over de inschrijfprocedure.
Voorafgaande opmerkingen
Voorafgaand aan hun advies merken de adviescommissies het volgende op.
Nadruk op justitiedomein
In de inleiding van het voorstel wordt opgemerkt dat de belangrijkste uitgangspunten van de Wbtv zijn het waarborgen van kwaliteit en integriteit van beëdigde tolken en vertalers werkzaam binnen het Nederlandse straf- en vreemdelingenrecht. Hoewel de adviescommissies begrijpen dat de nadruk in uw programma op het tolken in het justitiedomein ligt, benadrukken de adviescommissies dat de Wbtv en het Rbtv ook zien op tolken en vertalers die daarbuiten werkzaam zijn. Het register beoogt een openbaar kwaliteitsregister te zijn, en zo wordt het ook gezien.
“Rbtv voorziet onvoldoende in behoefte”
In de inleiding wordt overwogen dat het stelsel voor kwaliteits- en integriteitsborging structureel wordt ondermijnd doordat het huidige Rbtv onvoldoende in de behoefte (aan tolken) voorziet. De adviescommissies plaatsen hierbij een kanttekening. Er zijn aanwijzingen dat een aantal gekwalificeerde registertolken tegen de huidige tarieven geen werkzaamheden voor justitieafnemers wil verrichten en dat dit een van de oorzaken is van het beschreven tekort. De adviescommissies missen aandacht voor deze belangrijke oorzaak in de voorstellen van het programma en vragen daarvoor dringend uw aandacht. In het verlengde hiervan zijn er aanwijzingen dat het aantal aanmeldingen voor tolk- en vertaalopleidingen terugloopt en dat een afnemende belangstelling om zich te kwalificeren voor het beroep van tolk of vertaler mede te verklaren kan zijn uit de aandacht die in de media is uitgegaan naar de plannen van het Programma en in het bijzonder ook naar de geldende tarieven. Ook daarvoor vragen de adviescommissies uw aandacht.
Inschrijfvoorwaarden voor vertalers
Het voorstel dat ter advisering aan de adviescommissie is voorgelegd, beperkt zich tot de inschrijfvoorwaarden voor tolken. De Wbtv en het Rbtv zien echter zowel op (beëdigde) tolken als (beëdigde) vertalers. De adviescommissies bevelen u aan te verduidelijken in hoeverre de beschreven inschrijfvoorwaarden zich ook uitstrekken tot vertalers.
Specialisaties
De adviescommissies missen in het voorstel aandacht voor (de voorwaarden voor vermelding van) specialisaties.
Advies
De adviescommissies erkennen het belang van een nadere uitwerking van de inschrijfprocedure. In grote lijnen kunnen zij zich vinden in de voorstellen van het programma. Maar zij maken daarbij ook enkele kanttekeningen. In hoofdlijnen komen zij neer op het volgende:
- de adviescommissies adviseren in plaats van ‘de noodlijst’ de aanduiding ‘aspirantenlijst’ te hanteren;
- de centrale beoordeling van verzoeken hoort bij de Raad voor Rechtsbijstand thuis. De verantwoordelijkheid voor toetsing van wettelijke competenties kan en moet niet worden belegd bij intermediairs en afnemers;
- toetsing van uitzonderingsgevallen, onder meer op basis van portfolio’s, moet mogelijk zijn, maar dient te zijn voorbehouden aan de Commissie btv;
- de adviescommissies vragen aandacht voor tolken die zijn gevlucht uit hun land van herkomst. Zij zullen mogelijk problemen ondervinden met het overleggen van de in het voorstel beschreven buitenlandse integriteitsverklaring;
- de adviescommissies missen in het voorstel aandacht voor de wettelijke competentie ‘kennis van de cultuur van het land of gebied van de bron- en doeltaal’, die met name van belang is voor het door de tolk/vertaler ongekleurd kunnen overbrengen van de boodschap.
De adviescommissies herhalen dat:
- tolken met taalvaardigheid op B2-niveau niet in het Rbtv, maar op een (basis)lijst naast het Rbtv dienen te worden vermeld;
- voor inschrijving op ‘de lijst’ de taalvaardigheid van het Nederlands dient te worden gekoppeld aan een ERK-niveau;
- de toetsing van de taalvaardigheid en tolkvaardigheid en -attitude steeds voorafgaand aan inschrijving op ‘de lijst’ dient plaats te vinden.
De nadere uitwerking van deze onderwerpen volgt hierna.
1. Procedure van inschrijving
1.1 Het voorstel
Om te kunnen worden ingeschreven, moet een tolk aantonen dan wel aannemelijk maken dat wordt voldaan aan de inschrijfvoorwaarden voor het Rbtv of ‘de noodlijst’ voor niet-registertolken. Een centrale beoordeling van de verzoeken wordt van belang geacht om het inschrijvingsproces efficiënt in te richten.
Inschrijving in het Rbtv vindt enkel plaats op verzoek van de tolk en verloopt via een elektronisch portaal of op een schriftelijke aanvraag. Bij die aanvraag moeten een recente Verklaring Omtrent het Gedrag (hierna: ‘VOG’) of buitenlandse integriteitsverklaring, een recente pasfoto en relevante diploma’s, certificaten en/of bewijs van werkervaring worden overgelegd.
Verder wordt in het voorstel beschreven in welke gevallen een verzoek tot inschrijving in het Rbtv wordt afgewezen.
De drie de mogelijke uitkomsten van een inschrijfprocedure, te weten inschrijving in het Rbtv, opname op ‘de noodlijst’ of afwijzing van de aanvraag, worden vastgelegd in een appellabel besluit.
De wettelijke beslistermijnen voor inschrijving en verlenging worden in acht genomen. Als er door omstandigheden in korte tijd veel tolken moeten worden opgenomen op ‘de noodlijst’ moet de beheerder van het Rbtv volgens het voorstel de ruimte hebben om een versnelde inschrijfprocedure in te richten.
De adviescommissies merken met betrekking tot deze procedure van inschrijving het volgende op.
1.2. Noodlijst
Het is de adviescommissies niet duidelijk waarom het aspirant-niveau in afwijking van uw eerdere voorstellen thans wordt aangeduid als ‘de noodlijst’. De term ‘noodlijst’ heeft naar het oordeel van de adviescommissies een negatieve lading (zoals ook de term ‘Uitwijklijst’). Bovendien blijkt hieruit onvoldoende het tijdelijke karakter van inschrijving op deze lijst. De adviescommissies adviseren daarom, onder verwijzing naar hun eerdere advies van 14 mei 2018, in plaats daarvan de aanduiding ‘aspirantenlijst’ te hanteren. Hiermee wordt immers tot uitdrukking gebracht dat de vermelding van tijdelijke aard (drie jaar) is en de aspirant-tolk toewerkt naar een inschrijving in het Rbtv.
Uit het voorstel volgt niet hoe de Uitwijklijst zich verhoudt tot ‘de noodlijst’. Het is de adviescommissies dan ook (nog steeds) niet duidelijk of het de bedoeling van uw programma is de Uitwijklijst te laten voorbestaan.
1.3 Centrale beoordeling
De adviescommissies onderschrijven de centrale beoordeling van verzoeken door de Raad voor Rechtsbijstand (feitelijk: door Bureau Wbtv) die als uitgangspunt in uw voorstel wordt beschreven. Zij constateren echter dat van dit uitgangspunt wordt afgeweken voor zover de voorstellen van uw programma aan intermediairs een rol toedichten met betrekking tot het verklaren over de geschiktheid van een tolk. Intermediairs zullen in het aanbestedingssysteem verantwoordelijk zijn voor voldoende aanbod van tolken. Door intermediairs daarnaast de kwalificaties van tolken te laten beoordelen, ontstaat een onwenselijke dubbelrol. De perverse prikkels die daarmee gepaard gaan, gaan ten koste van de kwaliteit. De adviescommissies zijn daarom van oordeel dat de verantwoordelijkheid voor de beoordeling van de verzoeken ook in die gevallen bij de Raad voor Rechtsbijstand thuishoort, met in voorkomende gevallen – zoals hierna zal worden toegelicht – een essentiële rol voor de Commissie btv.
1.4 De aanvraag
De adviescommissies bevelen aan om bij de nadere uitwerking van de inschrijvingsprocedure de vraag te betrekken of tolken (en vertalers) reeds bij hun aanvraag kunnen of moeten aangeven voor welk niveau of welke ‘lijst’ zij zich wensen in te schrijven en of de beheerder van het Rbtv ‘ambtshalve’ daarvan kan afwijken door de tolk (of vertaler) op een ander niveau in te schrijven.
De aanvraag tot inschrijving kan ook elektronisch worden gedaan. De adviescommissies adviseren om tolken en vertalers (‘de gebruikers’) actief te betrekken bij de vormgeving van het webportaal dat die mogelijkheid zal gaan bieden.
Bij de (door)ontwikkeling van het webportaal zal aandacht moeten uitgaan naar de wenselijkheid om aan tolken en vertalers die hun aanvraag elektronisch indienen toestemming te vragen verdere communicatie over hun aanvraag vanuit het bestuursorgaan ook via de elektronische weg te doen plaatsvinden.
Het moment van (de aanvraag tot) inschrijving is bij uitstek geschikt om tolken en vertalers te informeren over en te laten committeren aan de Gedragscode Wbtv. Goede voorlichting over de inhoud en het belang van de Gedragscode Wbtv – en met name ook de mogelijke consequenties van de niet-naleving daarvan – is daarbij geboden.
De adviescommissies merken op dat ook tolken en vertalers die wél beschikken over DigiD in de gelegenheid moeten worden gesteld om desgewenst ‘op papier’ een aanvraag tot inschrijving in te dienen. In het voorstel lijkt deze groep (waarschijnlijk onbedoeld) van die mogelijkheid te worden uitgesloten.
1.5 Afwijzingsgronden
De adviescommissies constateren dat de afwijzingsgronden (zowel voor inschrijving in het Rbtv als ‘de noodlijst’) die in het voorstel worden opgesomd niet aansluiten bij de letterlijke tekst van artikel 5 van de Wbtv. Bij curatele (onder c) ontbreekt bijvoorbeeld de toevoeging ‘wegens de lichamelijke of geestelijke toestand’. Zij adviseren om aan te sluiten bij de teksten van de wet- en regelgeving.
1.6 Beslistermijnen
In het voorstel wordt gesproken over een ‘versnelde inschrijfprocedure’ in het geval veel tolken moeten worden opgenomen op ‘de noodlijst’. Nog daargelaten dat niet uit het voorstel blijkt waaraan deze versnelde procedure tenminste moet voldoen, merken de adviescommissies op dat de thans wettelijke voorgeschreven termijn voor de inschrijfprocedure een maximumtermijn is, zodat een wijziging waarmee wordt beoogd de mogelijkheid van een ‘versnelde procedure’ te introduceren overbodig lijkt.
De versnelde inschrijfprocedure mag niet ten koste gaan van het uitgangspunt dat reeds op het moment van inschrijving, ook bij vermelding op de ‘noodlijst’, voldaan moet zijn aan de gestelde voorwaarden, waaronder ten minste (voorafgaande succesvolle) toetsing van tolkhouding en tolkethiek. De adviescommissies verwijzen naar hun eerdere advies van 14 mei 2018.
2. Inschrijfvoorwaarden registertolken
2.1 Het voorstel
Een tolk dient voor inschrijving in het Rbtv te voldoen aan eisen van integriteit, taalvaardigheid van het Nederlands en de vreemde taal en tolkvaardigheid en -attitude.
De integriteit van de aanvrager wordt geverifieerd door een VOG met screeningsprofiel 80 en/of een integriteitsverklaring van het bevoegde gezag van het land van herkomst. Als de integriteit niet kan worden geverifieerd, kan volgens het voorstel de tolk niet worden ingeschreven in het Rbtv of worden opgenomen op de noodlijst.
De taalvaardigheid op C1-niveau of B2-niveau van het ERK kan door middel van opleidingen en toetsen worden aangetoond. Het niveau van het onderwijs of de eindtermen behorende bij een opleiding of specifiek vak zijn daarbij leidend. In de uitvoeringspraktijk zal rekening moeten worden gehouden met de eindtermen op C1- niveau behorende bij het vwo-onderwijs en specifieke mbo-opleidingen in bepaalde talen. De mogelijkheid om taalvaardigheid op C1-niveau van het Nederlands aan te tonen door overlegging van een certificaat van de module Algemene tolktechnieken van ITV Hogeschool voor tolken en vertalen wordt geschrapt. Buitenlandse diploma’s moeten worden gewaardeerd door de Nuffic.
Alle tolken in het Rbtv moeten aantonen te beschikken over de vereiste tolkvaardigheden. Er wordt in dit opzicht niet afgeweken van de bestaande praktijk. Dit betekent dat tolken 420 uur scholing moeten hebben gevolgd om tolkvaardigheid en – attitude te ontwikkelen op een aantal verplichte onderdelen.
Het is ook mogelijk om op andere wijze aan te tonen of aannemelijk te maken te beschikken over een of meerdere competenties, zoals met een Eerder Verworven Competentie-traject (EVC) of portfolio’s. Een adviescommissie kan de informatie toetsen. Er worden geen nadere voorwaarden uitgewerkt, zodat de beheerder van het Rbtv voldoende discretionaire ruimte behoudt om op grond van de bijzonderheden van het concrete geval dan wel beleidsmatig invulling te geven aan de toetsingskaders.
De adviescommissies merken met betrekking tot de inschrijfvoorwaarden voor registertolken het volgende op.
2.2 Kennis en cultuur van het land of gebied van de bron- en doeltaal
De adviescommissies missen in de opsomming van inschrijfvoorwaarden voor registertolken ‘kennis van de cultuur van het land of gebied van de bron- en doeltaal’, die de wet als eis aan inschrijving in het Rbtv stelt (artikel 3 Wbtv). Kennis en cultuur van het land of gebied is vooral van belang voor het op een correcte manier ongekleurd kunnen overbrengen van de boodschap. Zij adviseren dan ook om in het voorstel aandacht te besteden aan de wijze waarop dit aspect bij de inschrijfprocedure aandacht krijgt. De adviescommissies verwijzen in dit verband naar artikel 3 van het ‘Landelijk profiel van eindcompetenties tolken hbo-opleidingen Vertalen en Tolken Nederland’.
2.3 Integriteit
De adviescommissies onderschrijven het belang van het overleggen van een VOG en/of een integriteitsverklaring uit het land van herkomst. Zij vragen evenwel aandacht voor tolken die zijn gevlucht uit hun land van herkomst en mogelijk problemen ondervinden met het overleggen van een buitenlandse integriteitsverklaring en bevelen u aan in het voorstel aandacht te besteden aan deze problematiek.
De adviescommissies merken ten overvloede op dat niet alleen de screening, maar ook de toetsing van tolkvaardigheid en –attitude een belangrijk aspect dient te vormen van de beoordeling van ‘de integriteit’ van een tolk. Juist daarom is het van belang dat die toetsing voorafgaand aan inschrijving moet plaatsvinden.
2.4 Taalvaardigheid
Volgens het voorstel kan taalvaardigheid op C1-niveau van het ERK worden aangetoond met een diploma van een specifieke mbo-opleiding in een bepaalde taal. Hoewel ten aanzien van sommige talige mbo-opleidingen C1-niveau als eindcompetentie wordt beschreven, betwijfelen de adviescommissies of het niveau (van de taalvaardigheid) in die gevallen steeds werkelijk voldoende is om te worden ingeschreven op het hoogste niveau van het Rbtv. Zij uiten hierover hun zorgen.
Ten aanzien van de taalvaardigheid op B2-niveau verwijzen de adviescommissies naar hun eerdere adviezen, waarin zij aanbevelen om tolken die beschikken over (onder andere) taalvaardigheid op B2-niveau te plaatsen op een basislijst naast (en niet in) het Rbtv.
2.5 Tolkvaardigheid
De adviescommissies merken op dat in het voorstel ontbreekt dat de vereiste 420 uur scholing in tolkvaardigheid en –attitude moet zijn gevolgd door een afsluitende toets die met succes is afgerond.
2.6 Anderszins aantonen van competenties
Voor zover competenties ook op andere wijze kunnen worden aangetoond of aannemelijk gemaakt achten de adviescommissies van belang dat de toetsing in die uitzonderingsgevallen, onder meer op basis van portfolio’s, is voorbehouden aan de Commissie btv. Deze deskundigencommissie, die op grond van 2 van het Besluit btv is belast met het adviseren over de wettelijke competenties uit artikel 3 Wbtv, kan een verzoek beoordelen op grond van de bijzondere omstandigheden van het geval.
De adviescommissies zijn er voorstander van om ook voor tolken die in aanmerking willen komen voor vermelding op de “aspirantenlijst” de mogelijkheid te introduceren om competenties anderszins aan te tonen. De adviescommissies begrijpen uw voorstel zo dat hierin zal worden voorzien.
Met betrekking tot het werken met portfolio’s merken de adviescommissies het volgende op. Uit een eerdere notitie van uw programma van 24 mei 2018 volgt dat wordt voorzien in een mogelijkheid om (zonder tussenkomst van de Commissie btv) door middel van een portfolio aannemelijk te maken dat de tolk aan de eisen van taalvaardigheid op B2- niveau voldoet. Het portfolio moet dan tenminste bestaan uit een verklaring van de intermediair, collegiale toetsing en monitoring van de kwaliteit door middel van input van afnemers. De adviescommissies merken op dat monitoring van de kwaliteit door middel van enquêtes van afnemers alleen uitkomst kan bieden aan tolken die al op enig niveau in het Rbtv zijn ingeschreven. De niet-ingeschreven tolken mogen immers niet door de afnameplichtige instanties worden ingezet (art. 28 Wbtv) en derhalve is met die tolken ook geen voor het portfolio relevante ervaring opgedaan. De meerwaarde van de mogelijkheid om aan de hand van een portfolio te worden ingeschreven, lijkt daarmee voor niet-registertolken zeer beperkt. Een nadere toelichting is gewenst.
De adviescommissies zijn bovendien van oordeel dat afnemers en intermediairs niet deskundig kunnen worden geacht in het oordelen over de taalvaardigheid van de vreemde taal van een tolk. Daar komt bij dat in het bijzonder de afnemer door de voorgenomen aanbestedingen, waardoor de logistiek rond inzet van tolken (en dossieropbouw daaromtrent) grotendeels buiten de verantwoordelijkheid van de afnameplichtige organisaties komt te liggen, steeds minder zicht zal hebben op de kwaliteit van de tolk. Onder verwijzing naar hun eerdere advies van 14 mei 2018, zijn de adviescommissies van oordeel dat de verantwoordelijkheid voor de toetsing van de wettelijke competenties om deze redenen niet kan en moet worden belegd bij de intermediair en afnemer. Aan verklaringen van afnemers en intermediairs ten behoeve van voornoemd portfolio kan in ieder geval geen voor de inschrijving doorslaggevende betekenis worden toegekend.
De adviescommissies adviseren om de toetsing in uitzonderingsgevallen voor te behouden aan de Commissie btv en hierin in ieder geval – zoals hiervoor overwogen – geen (dubbel)rol te beleggen bij intermediairs.
3. Inschrijfvoorwaarden “Noodlijst” niet-registertolken
3.1 Het voorstel
Een tolk dient voor inschrijving op ‘de noodlijst’ voor niet-registertolken aannemelijk te maken te beschikken over een bepaalde taal- en tolkvaardigheid.
Het aannemelijk maken van de taalvaardigheid van het Nederlands kan onder andere door het hebben gevolgd van bepaalde opleidingen, relevante werkervaring, het bekleden van maatschappelijke functies, het beschikken over certificaten en door toetsing. Voor het aantonen van de taalvaardigheid van de vreemde taal kan worden gedacht aan onder andere informatie over taalscholing- of opleiding, tolkervaring in de betreffende taal, woon- of werkervaring en/of betrouwbare referenties. Er wordt bewust geen taalvaardigheidsniveau benoemd, om te voorkomen dat een te hoge drempel voor het mechanisme wordt ingebouwd.
De intermediair kan zich er bij het werven van tolken van vergewissen dat betrokkenen die nog geen of weinig ervaring hebben met tolken, zich bewust zijn of bewust worden gemaakt van de specifieke verwachtingen ten aanzien van houding en ethiek van een tolk. Tolken kunnen aantonen te beschikken over een minimale tolkvaardigheid door het overleggen van referenties van (eerdere) opdrachtgevers of verklaringen van registertolken. De tolken dienen binnen zes maanden na inschrijving op ‘de noodlijst’ scholing te hebben gevolgd die is gericht op tolkhouding en tolkethiek.
De adviescommissies merken met betrekking tot de inschrijfvoorwaarden voor ‘de noodlijst’ het volgende op.
3.2 Kennis en cultuur van het land of gebied van de bron- en doeltaal en integriteit
De adviescommissies missen in het voorstel overwegingen ten aanzien van de wettelijke competenties ‘kennis en cultuur van het land of gebied’ en ‘integriteit’. Zij gaan ervan uit dat niet-registertolken aan dezelfde integriteitseisen als registertolken moeten voldoen. De adviescommissies verwijzen voor hun advies hieromtrent naar par. 2.2 en 2.3.
3.3 Taalvaardigheid
De adviescommissies achten het van belang de taalvaardigheid van het Nederlands te koppelen aan een ERK-niveau, zoals ook geadviseerd in hun eerdere advies van 14 mei 2018. Op deze manier weet de afnemer wat hij (minimaal) van deze niet-registertolk mag verwachten en zijn er heldere toetsingscriteria om de taalvaardigheid vooraf – en indien nodig achteraf - te kunnen toetsen.
3.4 Tolkvaardigheid
Onder verwijzing naar hun eerdere adviezen, zijn de adviescommissies van oordeel dat de toetsing van tolkvaardigheid en tolkattitude steeds voorafgaand aan de inschrijving en dus ook de inzet dient plaats te vinden. Zij bevelen u aan het voorstel hierop aan te passen. De tolk kan het vereiste niveau van tolkvaardigheid en tolkattitude aantonen door het succesvol hebben gevolgd van een (light-versie van een) cursus algemene tolktechnieken. De adviescommissies zien op dit terrein beslist geen toetsende rol weggelegd voor intermediairs om dezelfde redenen als hiervoor vermeld. Niet gezegd is voorts dat opdrachtgevers de tolkvaardigheid en tolkattitude kunnen beoordelen. Een referentie van een opdrachtgever kan dan ook naar het oordeel van de adviescommissies op zichzelf niet doorslaggevend zijn voor het aantonen van de tolkvaardigheid en tolkattitude. Deze kan wel een onderdeel vormen van het portfolio dat dan door de Commissie btv wordt getoetst. En niet door een intermediair die op zich heeft genomen een bepaalde kwantiteit aan diensten te leveren.
Conclusie
De adviescommissies onderkennen het belang van een nadere uitwerking van de inschrijfprocedure. Uw voorstel stuit in de huidige vorm echter op een aantal zwaarwegende bezwaren. De adviescommissies vragen u daarom dit op de in dit advies genoemde onderdelen aan te passen.
De adviescommissies worden graag in de gelegenheid gesteld te adviseren over de verdere uitwerking van het voorstel tot herijking van het Rbtv en andere voorstellen op het gebied van de kwaliteit, inkoop en inzet van tolken alsook over het beleid en de aanpassingen van wet- en regelgeving die uit de voorstellen zullen voortvloeien. Nu enkele belangrijke details in de voorstellen nog niet door het Programma zijn uitgewerkt, behouden de adviescommissies zich het recht voor daarover op een later moment alsnog te adviseren. In het bijzonder worden zij graag in de gelegenheid gesteld om over de voorgenomen eindsituatie een eindadvies te geven, waarin de verschillende (al dan niet aangepaste) voorstellen in samenhang kunnen worden beschouwd.
Met betrekking tot de voorgenomen herziening van de Gedragscode Wbtv vragen zij u ten slotte de procedure te volgen zoals beschreven in hun brief aan uw programma van 12 juli 2018.
Zij stellen het op prijs geïnformeerd te worden over en betrokken te worden bij het vervolg en vernemen graag van u in hoeverre dit advies heeft doorgewerkt in de voorstellen.
Hoogachtend,
mr. R.G.A. Beaujean
voorzitter Kwaliteitsinstituut Wbtv