Voorstel specialisatie ‘Interceptietolk’
Kwaliteitsinstituut Wbtv’
December 2020
1. Inleiding
Het Kwaliteitsinstituut Wet beëdigde tolken en vertalers (hierna: het Kwaliteitsinstituut) is bij brief van 14 januari 2020 door de Raad voor Rechtsbijstand (hierna: de Raad) gevraagd te adviseren over een concept van gewijzigde voorwaarden voor beëdigde tolken die in het Register beëdigde tolken en vertalers (hierna: het Rbtv) wensen te worden vermeld met respectievelijk de specialisatie ‘Tolk in strafzaken’ en de specialisatie ‘Vertaler in strafzaken’ en over de voorwaarden voor mogelijk twee nieuwe specialisaties: ‘Verhoortolk’ en ‘Interceptietolk’.
Het is binnen de strafrechtketen van groot belang dat gebruik wordt gemaakt van tolken en vertalers van wie de kwaliteit en integriteit gewaarborgd is. De Wet beëdigde tolken en vertalers (hierna: de Wbtv) is met het oog op dit belang tot stand gekomen en heeft in het bijzonder betrekking op tolken en vertalers die werkzaamheden verrichten binnen het domein van politie en justitie. Dat komt onder meer tot uitdrukking in artikel 28 Wbtv. Met de afnameplicht die daarin is opgenomen, wordt gewaarborgd dat binnen de strafrechtketen in beginsel uitsluitend van beëdigde tolken en vertalers uit het Rbtv gebruik wordt gemaakt. Om in het Rbtv te worden ingeschreven dienen tolken en vertalers te voldoen aan eisen op het gebied van kwaliteit en integriteit.
Uit de rapporten ”De juiste tolk op de juiste plaats” van Van Duijn en Van den Reijen (2001) en ”Praktisch en effectief” van de Commissie Jurgens (februari 2005), welk rapport aan de Wbtv ten grondslag heeft gelegen, volgt dat afnemers in het justitiedomein bij de selectie van een tolk of vertaler ook aan andere of extra competenties waarde hechten dan aan de algemene competenties die gelden voor inschrijving in het Rbtv. Het gaat dan met name om specifieke ervaring, kennis of vaardigheden. Deze extra competenties zijn relevant voor de afnemer bij de keuze voor een bepaalde tolk of vertaler. Vanuit het werkveld (gerechten, openbaar ministerie, politie, beroepsgroepen van tolken en vertalers) bereikten de Raad voor Rechtsbijstand signalen die wijzen op een behoefte aan beëdigde tolken die gespecialiseerd zijn in bepaalde segmenten van de strafrechtspleging.
Om die specialisatie in het Rbtv vorm te kunnen geven, heeft het Kwaliteitsinstituut eerder onderzoek verricht naar de benodigde specifieke bekwaamheden voor de specialisatie ‘Tolk in strafzaken’. Op 26 maart 2012 heeft het aan de Raad voor Rechtsbijstand advies uitgebracht met een voorstel voor de aanvullende bekwaamheden waarover de gespecialiseerde tolk en vertaler in strafzaken moeten beschikken. Dat voorstel is door de Raad voor Rechtsbijstand als vertrekpunt genomen, waarna in juni 2012 voor beëdigde tolken en vertalers de mogelijkheid werd geïntroduceerd tot het vermelden in het Rbtv van de specialisaties ‘Tolk in strafzaken’ en ‘Vertaler in strafzaken’ (Stcrt. 2012, nr. 12136).
Het belang van het (kunnen) vermelden van specialisaties in het Rbtv voor een goede afstemming van vraag en aanbod is groot en wordt groter nu alle tolkdiensten binnen het domein van politie en justitie in de nabije toekomst zullen worden aanbesteed. Justitieafnemers schakelen dan niet meer rechtstreeks een tolk in, maar vragen een tolk aan bij een intermediair. Er komt met andere woorden een schakel tussen, waardoor niet zonder meer is gegarandeerd dat de door de intermediair te leveren tolk over de juiste competenties voor de specifieke opdracht beschikt. Mede tegen deze achtergrond heeft het Kwaliteitsinstituut geadviseerd het aantal specialisaties in het Rbtv uit te breiden, zodat de uitvraag aan een intermediair door de afnameplichtige organisaties nader kan worden toegespitst op de vereiste bijzondere competenties voor de concrete tolkdienst.
De afnameplichtige organisatie vraagt de intermediair dan niet om een “beëdigde tolk in taalcombinatie X” maar om een “beëdigde tolk in taalcombinatie X mét specialisatie Y”.
De politie heeft bij de Raad voor Rechtsbijstand nadrukkelijk de behoefte geuit aan nieuwe specialisaties: ‘Verhoortolk’ en ‘Interceptietolk’. Het daaropvolgende verzoek van de Raad voor Rechtsbijstand aan het Kwaliteitsinstituut om over een voornemen tot uitbreiding van specialisaties in het Rbtv nader te adviseren is door het Kwaliteitsinstituut omarmd.
Het Kwaliteitsinstituut heeft u inmiddels geadviseerd over de specialisaties ‘Gerechtstolk in strafzaken’ en ‘Verhoortolk’. Dit (deel)advies concentreert zich op de specialisatie ‘Interceptietolk’.
2. Uitgangspunten specialisatie ‘Interceptietolk’
2.1 Specialisatie voorbehouden aan “C1-tolken”
Door een wijziging van het Besluit beëdigde tolken zijn op 1 juli 2020 de mogelijkheden voor tolken om in het Rbtv te worden ingeschreven verruimd (Stb. 2020, nr. 220). Voorheen was die inschrijving voorbehouden aan tolken met taalvaardigheidsniveau C1. Sinds 1 juli 2020 kunnen ook tolken met taalvaardigheidsniveau B2 als beëdigd tolk in het Rbtv worden ingeschreven. In het herijkte stelsel geldt ook nu als uitgangspunt dat binnen het justitiedomein altijd gebruik wordt gemaakt van een C1-tolk, tenzij deze in de desbetreffende taalcombinatie niet of niet binnen de vereiste spoed beschikbaar is.
Het Kwaliteitsinstituut heeft u eerder geadviseerd de mogelijkheid tot vermelding van specialisaties in het Rbtv – in algemene zin – voor te behouden aan beëdigde tolken en vertalers die in het Rbtv voor de desbetreffende talencombinatie op taalvaardigheidsniveau C1 zijn ingeschreven.
Bij de voorbereiding van dit deeladvies heeft een werkgroep van het Kwaliteitsinstituut een expertsessie met vertegenwoordigers van de Nationale Politie (NP) georganiseerd. Tijdens deze bijeenkomst is vanuit de NP naar voren gebracht dat zij zich kan vinden in het uitgangspunt van het Kwaliteitsinstituut dat in beginsel steeds een C1-tolk, gespecialiseerd als Interceptietolk, wordt ingezet in taponderzoeken. Indien deze C1-specialist echter niet beschikbaar is, verkiest de NP de mogelijkheid om te kunnen uitwijken naar een gespecialiseerde B2-registertolk boven het inzetten een C1-registertolk zonder enige affiniteit met het interceptietolken. Het gaat bij interceptietolken in het algemeen over ‘alledaagse’ gesprekken die via telecommunicatie worden gevoerd. Uitwijken naar een lager taalvaardigheidsniveau hoeft daarom volgens de NP niet bezwaarlijk te zijn. Wel dient verzekerd te zijn dat steeds een tolk wordt ingezet die de belangrijkste aspecten van het interceptietolken beheerst en die door de NP gescreend is.
Het Kwaliteitsinstituut heeft zich tegen deze achtergrond afgevraagd of moet worden afgeweken van zijn uitgangspunt dat alleen C1-registertolken (en niet ook B2-registertolken) voor vermelding van specialisaties in het Rbtv in aanmerking komen. Hoewel het Kwaliteitsinstituut begrip heeft voor de behoeften van de NP (een afnameplichtige organisatie) ziet het in de door de NP naar voren gebrachte argumenten op dit moment geen aanleiding om een dergelijke uitzondering te maken. Het zou de deur op een kier zetten voor het afschalen van de kwaliteit van tolkdiensten. Het Kwaliteitsinstituut ziet ook in het argument dat in taponderzoeken doorgaans sprake zal zijn van het afluisteren van ‘alledaagse’ gesprekken geen reden om van dit uitgangspunt af te wijken. Een (vertaling van een) tapgesprek kan zowel belastende als ontlastende informatie bevatten met belangrijke gevolgen voor de strafrechtelijke procedure. Het is in het belang van een verdachte en meer algemeen in het belang van een eerlijk proces dat de vertaling betrouwbaar is en de kwaliteit van de interceptietolk is gegarandeerd.
Indien het aanbod aan beschikbare, als interceptietolk gespecialiseerde C1-registertolken tekortschiet om in de behoefte van de NP te voorzien, zal moeten worden bevorderd dat meer C1-registertolken zich gaan specialiseren. Het handhaven van het uitgangspunt dat specialisaties zijn voorbehouden aan registertolken op C1-niveau zal op termijn als positief bijkomend effect hebben dat B2-registertolken gestimuleerd worden zich te gaan bekwamen voor inschrijving op taalvaardigheidsniveau C1.
Een en ander heeft tot gevolg dat B2-registertolken wel de opleiding tot interceptietolk zouden moeten kunnen volgen maar dat zij, ook bij goed resultaat, niet met de specialisatie ‘Interceptietolk’ in het Rbtv kunnen worden vermeld. Daarvoor moeten zij eerst voldoen aan de vereisten voor inschrijving in het Rbtv op taalvaardigheidsniveau C1. Op deze manier draagt de uitbreiding van de specialisaties in het Rbtv naar de verwachting van het Kwaliteitsinstituut bij aan de algehele kwaliteit van tolken in het Rbtv.
Indien het advies om specialisaties voor te behouden aan registertolken die zijn ingeschreven op taalvaardigheidsniveau C1 door u bij de ‘Interceptietolk’ niet wordt gevolgd en deze specialisatie ook wordt opengesteld voor registertolken op B2-niveau, adviseert het Kwaliteitsinstituut dringend om aan deze B2-registertolken tenminste de eis te stellen dat zij aantoonbaar luistervaardigheid in de brontaal op C1-niveau beheersen. Juist bij de specifieke werkzaamheden van de interceptietolk is dat niveau van luistervaardigheid naar het oordeel van het Kwaliteitsinstituut essentieel.
Het Kwaliteitsinstituut merkt aanvullend op dat de interceptietolk bij zijn of haar werkzaamheden niet alleen luistert en spreekt, maar ook leest en schrijft. Aan de lees- en schrijfvaardigheid van tolken die op C1-niveau als beëdigd tolk in het Rbtv willen worden ingeschreven, worden geen specifieke eisen gesteld. Indien zij voor de specialisatie ‘Interceptietolk’ in aanmerking willen komen, volstaat naar het oordeel van het Kwaliteitsinstituut een lees- en schrijfvaardigheidsniveau B2.
2.2 Profielschets ‘Interceptietolk’
Zoals ook door de Rechtspraak in de ‘Best practice vertolking en vertaling strafrechtspraak’ tot uitdrukking is gebracht, spelen tolken in het strafproces een onmisbare rol. Zij zijn essentieel voor de effectuering van het recht op een eerlijk proces. Als ultieme hoeder van een eerlijk proces heeft de rechter de plicht na te gaan of de verdachte het proces kan volgen. De rechter ziet voorts toe op de kwaliteit van de tolkbijstand.
Zowel in de nationale en Europeesrechtelijke jurisprudentie als in (inter)nationale wet- en regelgeving zijn de rechten van de verdachte op vertolking en vertaling nader uitgewerkt. In het bijzonder wordt hier genoemd richtlijn nr. 2010/64/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 oktober 2010 betreffende het recht op vertolking en vertaling in strafprocedures (PbEU L 280). Deze richtlijn is in 2013 in Nederland geïmplementeerd (Stb. 2014, nr. 85).
Ook getuigen en slachtoffers die de Nederlandse taal onvoldoende beheersen, hebben recht op bijstand van een tolk. Dit volgt onder meer uit richtlijn 2012/29/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van minimumnormen voor de rechten, de ondersteuning en de bescherming van slachtoffers van strafbare feiten, en ter vervanging van Kaderbesluit 2001/220/JBZ (PbEU L 315/57).
Sinds de inwerkingtreding van de Wbtv op 1 januari 2009 geldt de afnameplicht van art. 28 Wbtv ook wanneer interceptietolken in een opsporingsonderzoek worden ingezet. Dat betekent dat opsporingsdiensten in beginsel een (interceptie)tolk dienen in te schakelen die in het Rbtv als beëdigd tolk is geregistreerd en derhalve heeft aangetoond aan bepaalde eisen van kwaliteit en integriteit te voldoen. Deze afnameplicht strekt zich ingevolge artikel 1 van de Regeling uitbreiding afnameplicht Wbtv ook uit over de bijzondere opsporingsdiensten.
Anders dan de ‘Gerechtstolk’ en de ‘Verhoortolk’ faciliteert de ‘Interceptietolk’ niet het gesprek tussen anderstaligen. Tijdens een opsporingsonderzoek is de interceptietolk behulpzaam bij het ontcijferen van telecommunicatie (waaronder ook digitale vormen van communicatie, zoals ‘social media’) tussen verdachten en - vaak onbekende - derden. Het interceptietolken is in zoverre een oneigenlijke, hybride tolkvariant waarbij de taken van de tolk en vertaler worden vermengd (vgl. Van den Reijen "Tolk en taal in strafzaken: een kwestie van interpretatie", Kluwer, Deventer 2009, p. 151). Het vergt een goede kennis van het taalgebruik in uiteenlopende (criminele) subculturen (Kamerstukken II 2005-2006, 29 936 en 29 482, nr. 11, p. 7). De bij het interceptietolken gebruikte techniek, van mondeling naar schriftelijk, is uniek. De Hoge Raad spreekt in dit verband ook wel van ‘vertalingen’ (HR 17 april 2001, NJ 2002, 107 m.nt. Sch.). Er vindt geen interactie plaats tussen tolk en spreker, zodat terugkoppeling onmogelijk is. De tolk beperkt zich doorgaans tot het schriftelijk (soms samenvattend) in de doeltaal weergeven van wat er in de brontaal wordt gezegd. In sommige situaties zal van de interceptietolk worden verlangd dat hij/zij ‘live-gesprekken’ simultaan mondeling vertaalt. Gelet op het voorgaande is discussie mogelijk over de vraag of een interceptietolk werkzaamheden als tolk, als vertaler of beiden dan wel dat hij/zij werkzaamheden ‘sui generis’ verricht. Een interceptietolk moet in ieder geval analytisch kunnen luisteren, filteren en de boodschap adequaat kunnen overbrengen in een leesbaar, maar niet per se foutloos geschreven, tapverslag.
De opsporingsdiensten hebben er belang bij dat de interceptietolk bij zijn of haar werkzaamheden proactief en in het belang van het opsporingsonderzoek handelt. Van de interceptietolk wordt verlangd dat deze niet slechts gesprekken van de brontaal omzet naar de doeltaal, maar ook (delen van) gesprekken op relevantie selecteert, analyseert en daarbij ook in staat is stemmen en versluierd taalgebruik te herkennen. Soms moet onder hoge druk worden gewerkt opdat het opsporingsteam op tijd kan ingrijpen wanneer te voorzien is dat een strafbaar feit wordt gepleegd. Van de interceptietolk zal steeds mogen worden verwacht dat deze, ook onder tijdsdruk, uiterst zorgvuldig werkt. De resultaten van zijn/haar werk kunnen immers rechtstreeks bijdragen aan het bewijs (belastend of ontlastend) bij een eventuele latere strafrechtelijke vervolging. De interceptietolk beschikt over gevoelige informatie binnen lopende opsporingsonderzoeken. Daarom worden extra hoge eisen gesteld aan zijn of haar integriteit.
Sinds de inwerkingtreding van de Wbtv op 1 januari 2009 geldt ten aanzien van het inzetten van interceptietolken in een opsporingsonderzoek de algemene afnameplicht van art. 28 Wbtv, inhoudende dat de politie en de Koninklijke Marechaussee (hierna: KMar) in beginsel tolken (en vertalers) dienen in te schakelen die in het Rbtv als beëdigd tolk of vertaler zijn geregistreerd. Deze afnameplicht geldt ingevolge de Regeling uitbreiding afnameplicht Wbtv ook voor de bijzondere opsporingsdiensten. Dat de wetgever de interceptietolk onder het bereik van de Wbtv heeft willen brengen, valt (ook) op te maken uit de wetsgeschiedenis.
Van de Interceptietolk wordt in het bijzonder verwacht dat hij/zij:
- als beëdigd tolk is ingeschreven in het Rbtv op taalvaardigheidsniveau C1;
- lees- en schrijfvaardigheid op tenminste ERK-niveau B2 beheerst;
- integer is en aanvullend gescreend is door de NP volgens door de NP op te stellen criteria;
- kennis heeft van de taal en cultuur van de bron- en doeltaal, waarbij in de context van deze specialisatie bij de Interceptietolk in het bijzonder kennis van ‘straattaal’ wordt verondersteld;
- versluierd taalgebruik in de vreemde taal herkent;
- in staat is na het uitluisteren van een substantieel aantal gesprekken bepaalde stemmen te herkennen of aan te geven dat hij zichzelf daartoe niet in staat acht;
- gesprekken kan samenvatten;
- tijdens het uitluisteren van ‘live-gesprekken’ kan luisteren en tolken en/of vertalen tegelijk;
- is ingewerkt in de systemen die door de NP, KMar of andere bijzondere opsporingsdiensten worden gebruikt voor het interceptietolken;
- in staat is te werken met tekstverwerkingsprogramma’s en voldoende typevaardig is;
- ook onder hoge druk steeds nauwkeurig werkt;
- beschikt over kennis van de toepasselijke procedureregels uit het Wetboek van Strafvordering en de Wet politiegegevens, met name waar het betreft de beperkingen om informatie uit het ene opsporingsonderzoek te mogen gebruiken in een ander opsporingsonderzoek;
- beschikt over kennis van de wet- en regelgeving en jurisprudentie op het terrein van geheimhouders(gesprekken);
- in staat is gesprekken te analyseren en te interpreteren en van interpretaties op de juiste wijze, dat wil zeggen: duidelijk gemarkeerd als interpretatie en separaat van de objectieve vertaling, verslag uit te brengen;
- zelfstandig en pro-actief handelt (onder meer door bijzonderheden op tijd bij het opsporingsteam te melden);
- in staat is samen te werken binnen een onderzoeksteam.
3. Eisen aan vermelding specialisatie ‘Interceptietolk’
Voor vermelding in het Rbtv van de specialisatie ‘Interceptietolk’ is vereist dat de beëdigde registertolk (C1-niveau) in aanvulling op de voor inschrijving in het Rbtv vereiste competenties, aantoont over de volgende competenties te beschikken:
- basiskennis en -inzicht met betrekking tot (1) de procedures en regels uit het Wetboek van Strafvordering met betrekking tot het onderzoek van telecommunicatie, (2) toepasselijke regels uit de Wet politiegegevens en (3) wet- en regelgeving en jurisprudentie op het terrein van geheimhouders(gesprekken), (4) interne regels van de opsporingsdiensten met betrekking tot het onderzoek van telecommunicatie;
- tolkvaardigheden (zie voorts de bijlage);
- schrijf- en leesvaardigheid op tenminste niveau B2;
- integriteit, gecontroleerd door continue screening door de politie;
- minimaal 50 uren werkervaring als interceptietolk of andere relevante ervaring (intercollegiale toetsing/intervisie of meelopen met een ervaren ‘Interceptietolk’).
Aan de eis van werkervaring, als bedoeld onder e, kan mede invulling worden gegeven door aan beëdigd tolken een stage bij de politie aan te bieden. De aspirant-interceptietolk verricht daarbij onder supervisie van een ervaren ‘Interceptietolk’ werkzaamheden als interceptietolk en wordt wegwijs gemaakt in de bij taponderzoeken gebruikte systemen, werkprocessen en specifieke gedragsregels.
Een nadere uitwerking van de vereiste competenties onder a en b is terug te vinden in de bijlage bij dit advies. De opleiding en toetsing van aspirant-interceptietolken kunnen zich hierop oriënteren, waarbij waar dat mogelijk is gestreefd wordt naar taaloverstijgende toetsingsmogelijkheden.
Hiervoor is opgemerkt dat de ‘Interceptietolk’ bij zijn of haar werkzaamheden niet alleen luistert en spreekt, maar ook leest en schrijft. Naar het oordeel van het Kwaliteitsinstituut is een lees- en schrijfvaardigheid van het Nederlands op tenminste ERK-niveau B2 vereist.
Een onderdeel van de tolkvaardigheden als bedoeld onder b is kennis van straattaal en versluierd taalgebruik (zie de bijlage bij dit advies). Het Kwaliteitsinstituut merkt op dat deze kennis mogelijk lastig in een module zal zijn aan te bieden. Deze taal verandert snel en verschilt ook per regio en subcultuur. Zelfstudie is hierbij aangewezen. Over de verworven kennis kan de aspirant-tolk tijdens zijn of haar stage de ervaren tolk consulteren.
De nadruk bij de specialisatie ‘Interceptietolk’ ligt op de tolkvaardigheden die van belang zijn bij het uitluisteren en analyseren van onderschepte telecommunicatie in een strafrechtelijk onderzoek en de verslaglegging daarvan. De eisen die worden gesteld aan het juridische kennisniveau van de ‘Interceptietolk’ liggen op het vlak van kennis van de wet- en regelgeving met betrekking tot het onderscheppen van telecommunicatie en het gebruik daarvan voor het bewijs. Het gaat daarbij in het bijzonder om kennis van procedureregels uit het Wetboek van Strafvordering en onderliggende regelgeving, kennis van de Wet politiegegevens met betrekking tot het gebruik van informatie uit een onderzoek in een ander opsporingsonderzoek en regels voortvloeiende uit wet- en regelgeving en jurisprudentie met betrekking tot geheimhoudersgesprekken.
Het Kwaliteitsinstituut vraagt nog aandacht voor de toepasselijkheid van de Gedragscode in het kader van de Wbtv op de gespecialiseerde ‘Interceptietolk’. Ook van de interceptietolk wordt verwacht dat hij/zij neutraal is, maar bijzonder aan de interceptietolk is dat hij/zij ten dienste van het opsporingsonderzoek tolkt en in die context ook zal moeten analyseren en soms interpreteren (bijvoorbeeld bij versluierd taalgebruik). Het is belangrijk dat de interceptietolk zich bewust is van de daarbij in acht te nemen grenzen. Ook van de interceptietolk wordt verlangd dat hij/zij inhoudelijk getrouw vertaalt en dat hij/zij duidelijk aangeeft wanneer sprake is van een interpretatie in het tapverslag. Dit tapverslag moet worden uitgewerkt overeenkomstig de eisen die daaraan door opsporingsdiensten worden gesteld.
Wanneer een aspirant-tolk het worden van interceptietolk ambieert, is het praktisch om eerst de benodigde screening bij de politie te doorlopen, waarna kan worden gestart met de opleiding tot ‘Interceptietolk’.
4. Verlenging van vermelding specialisatie in het Rbtv
Op grond van het Besluit aanwijzen specialisatie (Stcrt. 2012, nr. 12136) dient een beëdigd tolk met de huidige specialisatie ‘Tolk in strafzaken’ bij verlenging van zijn inschrijving in het Rbtv – wil hij ook na die verlenging met die specialisatie in het Rbtv vermeld blijven – aan te tonen dat:
- (kort gezegd) de tolk zijn kennis op peil heeft gehouden door vanaf het moment van vermelding van de specialisatie tot aan het einde van de periode van inschrijving in het Rbtv jaarlijks gemiddeld minimaal 4 PE-punten zijn behaald met scholingsactiviteiten op het terrein van de specialisatie, zoals bedoeld in het Besluit permanente educatie Wbtv;
- minimaal 50 uur in strafzaken is getolkt.
Het Kwaliteitsinstituut stelt voor deze eisen ook toe te passen op de specialisatie ‘Interceptietolk’, waarbij naar het oordeel van het Kwaliteitsinstituut onder sub b ook een combinatie van werkervaring als interceptietolk en intervisie tot de mogelijkheden zou moeten behoren (als hiervoor voorgesteld onder 3 onder d, met uitzondering van de stage).
Het is belangrijk dat de interceptietolk relevante technische ontwikkelingen op de voet volgt en dat de opsporingsdiensten de interceptietolk daarbij faciliteren, bijvoorbeeld door de interceptietolk de mogelijkheid te bieden om praktijkgerichte oefeningen en cursussen te volgen bij nieuwe ontwikkelingen in de bij het interceptietolken gebruikte software.
Straattaal en versluierd taalgebruik veranderen snel en de terminologie verschilt ook regionaal en per subcultuur. Zelfstudie blijft ook na vermelding als specialist ‘Interceptietolk’ in het Rbtv essentieel.
Kennis op het terrein van radicalisering, terreur en van (synthetische) drugs is volgens de politie een pré bij het interceptietolken. Bij relevante scholingsactiviteiten voor interceptietolken kan daarom in het bijzonder worden gedacht aan cursussen op het terrein van radicalisering, terrorisme en (synthetische) drugs. De interceptietolk zou daarbij mogelijk kunnen aansluiten bij leeractiviteiten die worden georganiseerd voor/door de NP.
5. Getrapte afnameplicht
Het Kwaliteitsinstituut verwacht dat drie jaar na invoering van deze specialisatie er voldoende opleidingen voor deze specialisatie beschikbaar zijn en dat beëdigde tolken gelegenheid hebben gehad om zich daarvoor te bekwamen. Het verdient aanbeveling dat opsporingsdiensten na die periode in hun uitvraag voor tolkdiensten voor verhoren aan de intermediair primair om een C1-tolk met de specialisatie ‘Interceptietolk’ vragen, subsidiair om een niet-gespecialiseerde C1-registertolk die zich vervolgens kan specialiseren en meer subsidiair om een B2-registertolk die een opleiding tot interceptietolk heeft gevolgd, waarbij de B2-registertolken dan wel worden gestimuleerd om zich te bekwamen voor doorgroei naar taalvaardigheidsniveau C1.
6. Veiligheid
De interceptietolk kan over zeer gevoelige (opsporings)informatie beschikken en is om die reden een potentieel doelwit voor criminelen. Om zijn of haar veiligheid zoveel mogelijk te garanderen, stelt het Kwaliteitsinstituut voor de vermelding van de specialisatie ‘Interceptietolk’ enkel zichtbaar te maken in een besloten gedeelte van het Rbtv dat uitsluitend door justitieafnemers en de intermediair(s) kan worden geraadpleegd.
Ten overvloede merkt het Kwaliteitsinstituut op dat het begrijpt dat interceptietolken uit veiligheidsoverwegingen vanaf volgend jaar met een niet herleidbaar nummer in tapverslagen zullen worden vermeld. Het Kwaliteitsinstituut heeft hier begrip voor. Wel zal het steeds mogelijk moeten zijn om achteraf te kunnen controleren of de betrokken interceptietolk ten tijde van zijn of haar werkzaamheden een registertolk was (inclusief zijn/haar niveau van taalvaardigheid). Bovendien zal in situaties waarin wordt afgeweken van de afnameplicht als bedoeld in art. 28 Wbtv daarvan – en van de reden van dat afwijken – transparant verslag moeten worden gedaan door de opsporingsdienst.
Nadere uitwerking competenties ‘Interceptietolk’
De competenties moeten worden bezien in de specifieke context van het uitluisteren, het analyseren en de verslaglegging van onderschepte telecommunicatie ten behoeve van en in het belang van een opsporingsonderzoek.
competenties | nadere uitwerking |
---|---|
Tolkhouding |
De tolk tolkt ten dienste van het opsporingsonderzoek. De tolk kent daarbij zijn/haar eigen grenzen en bewaakt deze. De tolk is zelfstandig, maar ook in staat tot samenwerken binnen een onderzoeksteam. Indien een interpretatie zaken kan verduidelijken, gaat de tolk daartoe over en vermeldt hij/zij dit expliciet*. De tolk is stressbestendig en werkt ook onder hoge druk uiterst zorgvuldig. De tolk is proactief, bijvoorbeeld door bij het uitluisteren van telecommunicatie het opsporingsteam op tijd aan te geven dat hij/zij bijzonderheden die relevant zijn voor het opsporingsonderzoek bemerkt. |
Tolkvaardigheden |
De tolk is na het beluisteren van een substantieel aantal gesprekken in staat bepaalde stemmen te herkennen en geeft aan wanneer hij zichzelf daartoe niet in staat acht**. De tolk is in staat tijdens het uitluisteren van ‘live-gesprekken’ het gesprokene simultaan te tolken. Wanneer het tempo van de gespreksvoering niet toestaat dat 100% van de boodschap getolkt wordt, dan is de tolk in staat om de rode draad te volgen en deze simultaan te tolken. De tolk kan à la minute scannen welke informatie essentieel is. De tolk is vaardig in het (snel) foutloos verwerken van tekst in tekstverwerkingsprogramma’s. De tolk is in staat het tapverslag uit te werken overeenkomstig de eisen die daaraan door opsporingsdiensten worden gesteld. |
Kennis van cultuur en taal |
De tolk heeft diepgaande kennis van de cultuur en taal van de brontaal, in het bijzonder van de ‘straattaal’ en het versluierd taalgebruik dat gebezigd wordt in criminele samenwerkingsverbanden. Passief (luistervaardigheid) beheerst de tolk de vreemde taal op minimaal C1-niveau. Bij voorkeur heeft de tolk werk- en woonervaring in het land waar de vreemde taal gesproken wordt. De tolk moet het Nederlands tenminste op ERK-niveau B2 kunnen lezen en schrijven. |
Kennis van het straf(proces)recht van Nederland |
De tolk heeft kennis van de toepasselijke procedureregels voor het onderzoek van telecommunicatie uit het Wetboek van Strafvordering en onderliggende regelgeving. De tolk heeft basiskennis van de wet- en regelgeving en jurisprudentie op het terrein van geheimhouders(gesprekken). De tolk is in algemene zin bekend met het verloop van een opsporingsonderzoek. |
Kennis van de Wet bescherming politiegegevens | De tolk heeft kennis van de relevante onderdelen van de Wet politiegegevens, in het bijzonder van de beperkingen om informatie uit een onderzoek in een anders opsporingsonderzoek te gebruiken. |
Kennis van de systemen van de Nationale Politie | De tolk is in staat te werken met de door de politie, de Koninklijke Marechaussee en bijzondere opsporingsdiensten gebruikte software voor het onderzoek van telecommunicatie. |
Kennis van het Nationale Tapprotocol en andere interne regels van de Nationale Politie | De tolk kent de relevante interne regels van de politie met betrekking tot het onderzoek van telecommunicatie. |
Kennis van basis tekstverwerkings-programma’s en typvaardigheid | De tolk beheerst de gangbare tekstverwerkingsprogramma’s en is typevaardig. |
*De tolk geeft in de uitwerking expliciet aan, wanneer een interpretatie van zijn/haar kant aan de orde is door “Interpretatie tolknummer:… tekst
**Wanneer de tolk een stem herkent, neemt de tolk desgevraagd of wanneer dit anderszins van evident belang is direct contact op met de onderzoeksleiding.