Voorstel specialisatie ‘Verhoortolk
Kwaliteitsinstituut Wbtv
September 2020
1. Inleiding
Het Kwaliteitsinstituut Wet beëdigde tolken en vertalers (hierna: het Kwaliteitsinstituut) is bij brief van 14 januari 2020 door de Raad voor Rechtsbijstand gevraagd te adviseren over een concept van gewijzigde voorwaarden voor beëdigde tolken die in het Register beëdigde tolken en vertalers (hierna: het Rbtv) wensen te worden vermeld met respectievelijk de specialisatie ‘Tolk in strafzaken’ en ‘Vertaler in strafzaken’ en voorwaarden voor mogelijk nieuwe specialisaties ‘Verhoortolk’ en ‘Interceptietolk’.
Het is binnen de strafrechtketen van groot belang dat gebruik wordt gemaakt van tolken en vertalers van wie de kwaliteit en integriteit gewaarborgd is. De Wet beëdigde tolken en vertalers (hierna: de Wbtv) is met het oog op dit belang tot stand gekomen en heeft in het bijzonder betrekking op tolken en vertalers die werkzaamheden verrichten binnen het domein van politie en justitie. Dat komt onder meer tot uitdrukking in artikel 28 Wbtv. Met de afnameplicht die daarin is opgenomen, wordt gewaarborgd dat binnen de strafrechtketen in beginsel uitsluitend van beëdigde tolken en vertalers uit het Rbtv gebruik wordt gemaakt. Om in het Rbtv te worden ingeschreven dienen tolken en vertalers te voldoen aan eisen op het gebied van kwaliteit en integriteit.
Uit de rapporten ”De juiste tolk op de juiste plaats” van Van Duijn en Van den Reijen (2001) en ”Praktisch en effectief” van de Commissie Jurgens (februari 2005), welk rapport aan de Wbtv ten grondslag heeft gelegen, volgt dat afnemers in het justitiedomein bij de selectie van een tolk of vertaler ook aan andere of extra competenties waarde hechten dan aan de algemene competenties die gelden voor inschrijving in het Rbtv. Het gaat dan met name om specifieke ervaring, kennis of vaardigheden. Deze extra competenties zijn relevant voor de afnemer bij de keuze voor een bepaalde tolk of vertaler. Vanuit het werkveld (gerechten, openbaar ministerie, politie, beroepsgroepen van tolken en vertalers) bereikten de Raad voor Rechtsbijstand signalen die wijzen op een behoefte aan beëdigde tolken die gespecialiseerd zijn in bepaalde segmenten van de strafrechtpleging.
Om die specialisatie in het Rbtv vorm te kunnen geven, heeft het Kwaliteitsinstituut eerder onderzoek verricht naar de benodigde specifieke bekwaamheden voor de specialisatie ‘Tolk in strafzaken’. Op 26 maart 2012 heeft het aan de Raad voor Rechtsbijstand advies uitgebracht met een voorstel voor de aanvullende bekwaamheden waarover de gespecialiseerde tolk en vertaler in strafzaken moeten beschikken. Dat voorstel is door de Raad voor Rechtsbijstand als vertrekpunt genomen, waarna in juni 2012 voor beëdigde tolken en vertalers de mogelijkheid werd geïntroduceerd tot het vermelden in het Rbtv van de specialisaties ‘Tolk in strafzaken’ en ‘Vertaler in strafzaken’ (Stcrt. 2012, nr. 12136).
Het belang van het (kunnen) vermelden van specialisaties in het Rbtv voor een goede afstemming van vraag en aanbod is groot en wordt groter nu alle tolkdiensten binnen het domein van politie en justitie in de nabije toekomst zullen worden aanbesteed. Justitieafnemers schakelen dan niet meer rechtstreeks een tolk in, maar vragen een tolk aan bij een intermediair. Er komt met andere woorden een schakel tussen, waardoor niet zonder meer is gegarandeerd dat de door de intermediair te leveren tolk over de juiste competenties voor de specifieke opdracht beschikt. Mede tegen deze achtergrond heeft het Kwaliteitsinstituut geadviseerd het aantal specialisaties in het Rbtv uit te breiden, zodat de uitvraag aan een intermediair door de afnameplichtige organisaties nader kan worden toegespitst op de vereiste bijzondere competenties voor de concrete tolkdienst. De afnameplichtige organisatie vraagt de intermediair dan niet om een “beëdigde tolk in taalcombinatie X” maar om een “beëdigde tolk in taalcombinatie X mét specialisatie Y”.
De politie heeft aan de Raad voor Rechtsbijstand nadrukkelijk de behoefte geuit aan nieuwe specialisaties: ‘Verhoortolk’ en ‘Interceptietolk’. Het verzoek van de Raad voor Rechtsbijstand aan het Kwaliteitsinstituut om over een voornemen tot uitbreiding van specialisaties in het Rbtv nader te adviseren wordt door het Kwaliteitsinstituut omarmd. Het Kwaliteitsinstituut heeft na onderzoek besloten u te adviseren de huidige specialisatie ‘Tolk in strafzaken’ te vervangen door de specialisatie ‘Gerechtstolk in strafzaken’ en daarnaast nieuwe specialisaties ‘Verhoortolk’ en ‘Interceptietolk’ (werktitels) in het Rbtv te introduceren. Dit (deel)advies concentreert zich op de specialisatie ‘Verhoortolk’.
2. Uitgangspunten specialisatie ‘Verhoortolk’
2.1 Specialisatie voorbehouden aan “C1-tolken”
Door een wijziging van het Besluit beëdigde tolken zijn op 1 juli 2020 de mogelijkheden voor tolken om in het Rbtv te worden ingeschreven verruimd (Stb. 2020, nr. 35860). Voorheen was die inschrijving voorbehouden aan tolken met taalvaardigheidsniveau C1. Sinds 1 juli 2020 kunnen ook tolken met taalvaardigheidsniveau B2 als beëdigd tolk in het Rbtv worden ingeschreven. In het herijkte stelsel geldt ook nu als uitgangspunt dat binnen het justitiedomein altijd gebruik wordt gemaakt van een C1-tolk, tenzij deze in de desbetreffende taalcombinatie niet of niet binnen de vereiste spoed beschikbaar is. Het Kwaliteitsinstituut adviseert u tegen deze achtergrond de mogelijkheid tot vermelding van specialisaties – waaronder dus ook de specialisatie ‘Verhoortolk’ - voor te behouden aan tolken die in het Rbtv als beëdigd tolk staan ingeschreven en (in de desbetreffende taalcombinatie) beschikken over taalvaardigheidsniveau C1.
2.2 Profielschets ‘Verhoortolk’
Zoals ook door de Rechtspraak in de Best practice vertolking en vertaling strafrechtspraak tot uitdrukking is gebracht, spelen tolken in het strafproces een onmisbare rol. Zij zijn essentieel voor de effectuering van het recht op een eerlijk proces. Als ultieme hoeder van een eerlijk proces heeft de rechter de plicht na te gaan of de verdachte het proces kan volgen. De rechter ziet voorts toe op de kwaliteit van de tolkbijstand.
Zowel in de nationale en Europeesrechtelijke jurisprudentie als in (inter)nationale wet- en regelgeving zijn de rechten van de verdachte op vertolking en vertaling nader uitgewerkt. In het bijzonder wordt hier genoemd richtlijn nr. 2010/64/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 oktober 2010 betreffende het recht op vertolking en vertaling in strafprocedures (PbEU L 280). Deze richtlijn is in 2013 in Nederland geïmplementeerd (Stb. 2014, nr. 85).
Ook getuigen en slachtoffers die de Nederlandse taal onvoldoende beheersen, hebben recht op bijstand van een tolk. Dit volgt onder meer uit richtlijn 2012/29/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van minimumnormen voor de rechten, de ondersteuning en de bescherming van slachtoffers van strafbare feiten, en ter vervanging van Kaderbesluit 2001/220/JBZ (PbEU L 315/57). Het Kwaliteitsinstituut is van oordeel dat van de gespecialiseerde Verhoortolk verwacht mag worden dat hij/zij in staat is bij de opsporing van strafbare feiten te zorgen voor een doeltreffende communicatie tussen de opsporingsdienst/advocatuur en vreemdtalige actoren (in het bijzonder: verdachten, slachtoffers en getuigen). Onder ‘opsporing’ wordt hier verstaan: het onderzoek naar strafbare feiten door opsporingsambtenaren onder leiding van het openbaar ministerie. De Verhoortolk tolkt niet alleen tijdens politieverhoren (slachtoffers, verdachten, getuigen), maar ook bij contacten tussen een verdachte en zijn raadsman gedurende het opsporingsonderzoek. Van de Verhoortolk in strafzaken mag worden verwacht dat hij/zij beschikt over basiskennis van het straf(proces)recht in Nederland en van het vreemdtalige land en dat de Verhoortolk in staat is die kennis effectief toe te passen in de context van een concreet onderzoek. Hoewel de beëdigde tolk voor toelating in het Rbtv reeds heeft aangetoond over tolkvaardigheden te beschikken, worden van de Verhoortolk in de context van de opsporing specifieke tolkvaardigheden gevraagd. Zij zijn nader beschreven in de bijlage bij dit advies. De inhoud daarvan is mede ontleend aan voornoemde Best practice vertolking en vertaling strafrechtspraak, het Examenplan Verhoortolken van het Permanente Educatie en Opleidingen Centrum (PEOC) en de eindkwalificaties van de opleiding tot gerechtstolk van de Sigv.
In een opsporingsonderzoek is het van groot belang dat de voor de procedure essentiële details correct worden vertolkt en dat de Verhoortolk in staat is om (het belang van) die details – in de context van de zaak – te herkennen. De Verhoortolk kan te maken krijgen met een opsporingsonderzoek naar ernstige misdrijven met slachtoffers of nabestaanden die hevig geëmotioneerd zijn of verdachten die agressief zijn en naar de tolk toe bedreigend kunnen overkomen. Niet zelden is er sprake van verhoren waarbij de politie om tactische redenen zorgvuldig bepaalde verhoortechnieken toepast. De Verhoortolk blijft neutraal en onafhankelijk, maar heeft tegelijkertijd oog voor het onderzoeksbelang en doet daaraan geen afbreuk. Er zal in een opsporingsonderzoek sprake kunnen zijn van zeer kwetsbare slachtoffers, getuigen en verdachten met een licht verstandelijke beperking. De verhoortolk is in staat ook dan een doeltreffende communicatie tot stand te brengen en te houden. Tijdens politieverhoren – met name ook in zedenzaken – zal zeer gedetailleerd worden ingegaan op soms gruwelijke details van de zaak. De Verhoortolk weet zich onder al die omstandigheden goed staande te houden: is stressbestending, neutraal, assertief, onpartijdig en onafhankelijk. De tolk is in staat de verslaglegging van een afgelegde verklaring in een proces-verbaal à vue te vertalen. Ook is de Verhoortolk in staat te tolken op afstand, bijvoorbeeld via videoconferentie of telefonisch. Aan de Verhoortolk worden strenge eisen op het terrein van geheimhouding gesteld. Als informatie waarvan de verhoortolk in het opsporingsonderzoek kennis neemt op straat beland, kan dat het opsporingsonderzoek ernstig schaden. De Verhoortolk is zich daarvan bewust, handelt zorgvuldig en is integer. De Verhoortolk is bestand tegen intimidatie, pogingen tot manipulatie en omkoping e.d..
3. Eisen aan vermelding specialisatie ‘Verhoortolk’
Voor vermelding in het Rbtv van de specialisatie ‘Verhoortolk’ is vereist dat de beëdigde registertolk (C1-niveau) in aanvulling op de voor inschrijving in het Rbtv vereiste competenties, aantoont over de volgende competenties te beschikken:
- basiskennis en -inzicht met betrekking tot de strafrechtspleging en de terminologie van het materieel strafrecht en het strafprocesrecht van Nederland;
- basiskennis en -inzicht met betrekking tot de strafrechtspleging en de terminologie van het materieel strafrecht en het strafprocesrecht van het land van de vreemde taal;
- tolkvaardigheden in verhoorzaken (waaronder tolken via digitale middelen en strafrechtelijke ethiek, zie voorts de bijlage);
- minimaal 50 uren werkervaring als tolk in strafzaken of vergelijkbare relevante ervaring (intercollegiale toetsing/intervisie of meelopen met een ervaren (gerechts)tolk in strafzaken).
Van de 50 uur mag maximaal 10 uur (d.w.z. 5 sessies van elk 2 uur) aan intervisie worden besteed. In de intervisiegroep moet minimaal één van de leden zijn ingeschreven als specialist tolk in strafzaken. Daarnaast mag van de 50 uur maximaal 10 uur worden besteed aan het “meelopen” met een ervaren specialist. Van zowel het meelopen als van de eigen werkervaring en de intervisie wordt verslag gemaakt volgens een door het register verstrekt format, waarin de aspirant specialist laat zien te kunnen reflecteren op het eigen handelen en daarvan te leren. Dit verslag wordt bij het verzoek tot vermelding van de specialisatie aan de beheerder van het Rbtv overgelegd.
Een nadere uitwerking van de vereiste competenties onder a, b en c is terug te vinden in de bijlage bij dit advies. De opleiding en toetsing van aspirant-verhoortolken kunnen zich hierop oriënteren, waarbij waar dat mogelijk is gestreefd wordt naar taaloverstijgende toetsingsmogelijkheden.
Het Kwaliteitsinstituut merkt op dat de specialisatie ‘Verhoortolk’ zich onderscheidt van de (afzonderlijk door hem voorgestelde) specialisatie ‘Gerechtstolk in strafzaken’. De nadruk bij de specialisatie ‘Verhoortolk’ ligt op de tolkvaardigheden die van belang zijn bij lastige politieverhoren ter zake van ernstige misdrijven. De eisen die worden gesteld aan het (juridische) kennisniveau van de ‘Verhoortolk’ op het terrein van het straf(proces)recht zijn lager dan die van de Gerechtstolk in strafzaken’ nu tijdens een politieverhoor de nadruk op de waarheidsvinding ligt en niet op de juridische inkleding en gevolgen daarvan. Naar het oordeel van het Kwaliteitsinstituut is het voldoende als de ‘Verhoortolk’ beschikt over basiskennis op het terrein van het straf(proces)recht en juridische terminologie, waarbij het accent ligt op kennis over het verloop van een opsporingsonderzoek. “Simultaan tolken” is een vaardigheid die voor de gerechtstolk van wezenlijk belang is, maar die (door de Verhoortolk) tijdens politieverhoren niet zal worden toegepast. Deze vaardigheid keert dan ook niet terug in de bijlage bij dit advies. Ten overvloede wordt herhaald dat het Kwaliteitsinstituut een afzonderlijk advies zal uitbrengen over een specialisatie ‘Interceptietolk’. Net als een politieverhoor maakt het afluisteren (“tappen”) van telecommunicatie, het omzetten daarvan in een andere taal en de verslaglegging daarvan deel uit van het opsporingsonderzoek. Het “taptolken” vergt echter specifieke vaardigheden. De specialisatie ‘Verhoortolk’ is daarom niet gelijk te stellen met de specialisatie ‘Interceptietolk’ (en vice versa).
4. Overgangsregeling
Tolken met de bestaande specialisatie ‘Tolk in strafzaken’ hebben ten behoeve van die vermelding in het Rbtv aan u eerder getoond te voldoen aan specifieke eisen van kennis en vaardigheden. Het zijn doorgaans ervaren Verhoortolken en Gerechtstolken. Nu de specialisatie ‘Tolk in strafzaken’ volgens de voorstellen van het Kwaliteitsinstituut verdwijnt, adviseert het Kwaliteitsinstituut u te voorzien in een overgangsregeling die ertoe strekt de vermelding ‘Tolk in strafzaken’ in het Rbtv van rechtswege om te zetten in een combinatie van de vermelding ‘Gerechtstolk in strafzaken’ en ‘Verhoortolk in strafzaken’.
5. Verlenging van vermelding specialisatie in het Rbtv
Op grond van het Besluit aanwijzen specialisatie (Stcrt. 2012, nr. 12136) dient een beëdigd tolk met de huidige specialisatie ‘Tolk in strafzaken’ bij verlenging van zijn inschrijving in het Rbtv – wil hij ook na die verlenging met die specialisatie in het Rbtv vermeld blijven – aan te tonen dat:
- de onder artikel 2, aanhef en onder a en b, genoemde kennis (vgl. onder 3 sub a en sub b hiervoor) op peil is gehouden doordat vanaf het moment van vermelding van de specialisatie tot aan het einde van de periode van inschrijving in het Rbtv jaarlijks gemiddeld minimaal 4 PE-punten zijn behaald met scholingsactiviteiten op het terrein van de specialisatie, zoals bedoeld in het Besluit permanente educatie Wbtv;
- minimaal 50 uur in strafzaken is getolkt.
Het Kwaliteitsinstituut stelt voor deze eisen ook toe te passen op de specialisatie ‘Verhoortolk’, waarbij naar het oordeel van het Kwaliteitsinstituut onder sub b ook een combinatie van werkervaring en intervisie tot de mogelijkheden zou moeten behoren (als hiervoor voorgesteld onder 3 onder d).
6. Getrapte afnameplicht
Het Kwaliteitsinstituut verwacht dat drie jaar na invoering van deze specialisatie er voldoende opleidingen voor deze specialisatie beschikbaar zijn en dat beëdigde tolken gelegenheid hebben gehad om zich daarvoor te bekwamen. Het verdient aanbeveling dat opsporingsdiensten na die periode in hun uitvraag voor tolkdiensten voor verhoren aan de intermediair primair om een C1-tolk met de specialisatie ‘Verhoortolk’ vragen en subsidiair om een niet-gespecialiseerde C1-registertolk.
Nadere uitwerking competenties ‘Verhoortolk'
Deze competenties moeten worden bezien in de specifieke context van het tolken in de fase van de opsporing van strafbare feiten, in het bijzonder tijdens politieverhoren.
introductie |
De tolk bewaakt dat hij/zij voorafgaand aan het verhoor/gesprek op de juiste wijze wordt geïntroduceerd. In de introductie wordt onder meer aandacht besteed aan de volgende aspecten:
De tolk vervult de rol van intermediair en niet die van gesprekspartner. Het strafrechtelijke taalregister van de tolk is toereikend en de tolk toont op de hoogte te zijn van de relevante wet- en regelgeving en procedures met betrekking tot het verhoren van verdachten en getuigen (basiskennis straf(proces)recht). Wanneer de tolk een mededeling doet (bijvoorbeeld omdat hij een bepaalde term niet begrijpt, iets niet goed heeft verstaan of een onderbreking wenst), leidt hij de mededeling in met “De tolk vraagt/maakt een opmerking”. Bijvoorbeeld: “De tolk heeft de laatste zin niet verstaan” of “De tolk verzoekt om de vraag te herhalen”. De tolk is in staat een document (waaronder de schriftelijke vastlegging van het verhoor) mondeling naar de doeltaal te vertalen (vertaling à vue). |
---|---|
1e persoon | De tolk tolkt in dezelfde persoon als de spreker. |
Professionaliteit en neutraliteit |
De tolk bewaakt adequaat de grenzen van zijn rol als tolk. De tolk stelt zich professioneel en neutraal op. De tolk tolkt al het gesprokene, ook als een mededeling van een procesdeelnemer rechtstreeks tot de tolk is gericht. De tolk koppelt terug waar dit opportuun is. De tolk geeft geen deskundigenoordeel over de taal van degenen voor wie hij/zij tolkt. Dit valt buiten zijn takenpakket of deskundigheid als tolk*. Zodra de tolk vermoedt dat hij zijn taak niet naar behoren kan vervullen, maakt hij dit kenbaar. De tolk is assertief. De tolk is stressbestendig. De tolk komt zelfverzekerd over en laat zich niet uit het veld slaan door een onverwachte gebeurtenis. Raakt de tolk bij een ernstige fout of een onverwachte gebeurtenis toch in paniek, is hij/zij in staat zich snel te herpakken en te herstellen waardoor de communicatie niet in gevaar komt. De tolk laat zien ook onder (tijds)druk naar behoren te functioneren. De tolk komt op voor zijn/haar eigen belangen. De tolk geeft aan wanneer hij/zij zich niet prettig voelt bij een situatie of wanneer hij/zij in een situatie dreigt te komen waarbij zijn veiligheid en functioneren in gevaar kunnen komen. Wanneer de tolk in het belang van zijn functioneren extra informatie nodig heeft, vraagt hij/zij hierom. In beide situaties doet de tolk dit op een manier die bij de situatie past en op een respectvolle wijze. De tolk voldoet aan zijn plicht tot geheimhouding. De tolk gaat uiterst zorgvuldig om met informatie waarvan hij/zij in het kader van de tolkdienst kennisneemt in de wetenschap dat het ‘lekken’ van die informatie een opsporingsonderzoek in ernstige mate kan schaden. Indien de tolk tijdens het verrichten van tolkwerkzaamheden notities maakt, vernietigt hij deze na afloop. |
Présence tijdens verhoor | De tolk toont in zijn gedrag de juiste mate van présence. Hij is noch te aanwezig noch te zeer op de achtergrond. De tolk maakt spaarzaam gebruik van onderbrekingen en geeft de gesprekspartners de ruimte als dit opportuun is. |
* Bijvoorbeeld of de verdachte het dialect spreekt van het land waaruit hij zegt afkomstig te zijn.
Equivalentie |
De tolk zorgt voor een volledige en doeltreffende communicatie tussen de deelnemers aan het verhoor, ook wanneer sprake is van bijzondere omstandigheden (zoals zeer kwetsbare of geëmotioneerde getuigen of slachtoffers of gespreksdeelnemers met een licht verstandelijke beperking). Eventuele culturele aspecten vormen geen belemmering voor een juiste vertolking. De tolk is in staat om de bijdragen van de procesdeelnemers in de strafrechtelijke procedure correct en volledig weer te geven. De tolk respecteert de vraagvorm (open of gesloten) en vormt vragen niet om tot suggestieve vragen. Het strafrechtelijke taalregister van de tolk is toereikend en de tolk toont op de hoogte te zijn van de relevante wet- en regelgeving en procedures. De tolk is bekend met regionale dialecten van de talen die hij tolkt en is bekend met straattaal, slang en idiomatische (platte) uitdrukkingen. |
---|
Accent en dialect | De tolk is over het algemeen goed verstaanbaar. Een accent of dialectinvloed op het taalgebruik van de tolk brengt nergens de communicatieve doelen van de interactie in gevaar. |
---|---|
Tempo | Het spreektempo in de vertolking van de tolk ligt op een aanvaardbaar niveau. Het tempo is gelijkmatig en maakt een natuurlijke indruk. Pauzes of gehaastheid leiden niet tot verwarring of verlies aan samenhang. |
Volume | Het stemvolume van de tolk is goed afgestemd op de fysieke situatie waarin de interactie plaatsvindt. De tolk moduleert op adequate wijze bij een incidenteel extremer volume van een gesprekspartner. De tolk is over het algemeen goed verstaanbaar. |
Articulatie | De articulatie van de tolk draagt bij tot een goede verstaanbaarheid. |
Dictie | De dictie van de tolk is goed afgestemd op de bijdragen van de gesprekspartner(s) en op de eisen die de interactie aan de tolk stelt. |
Grammatica | Het taalgebruik van de tolk vertoont op het vlak van grammatica (woordvolgorde, morfologie) een goede beheersing. Incidentele vergissingen, niet-stelselmatige fouten en kleine onvolkomenheden in de zinsstructuur kunnen voorkomen, maar leiden zelden van de boodschap af en worden achteraf meestal verbeterd. Het taalgebruik verhindert de adequate uitvoering van de vertolking niet. Het strafrechtelijke taalregister van de tolk is toereikend. |
Kennis van het strafprocesrecht |
De tolk heeft basiskennis van de belangrijkste rechten en bevoegdheden van zowel de burgers, de opsporingsambtenaren als het Openbaar Ministerie, zoals geregeld in het Wetboek van Strafvordering. De tolk heeft basiskennis van de belangrijkste fundamentele rechten van de verdachte in het strafproces, mede aan de hand van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens (EVRM). De tolk begrijpt de inhoud van het opsporingsonderzoek. |
---|---|
Kennis van het vreemdtalig strafrecht |
De tolk heeft (basis)kennis van de hoofdlijnen van het vreemdtalige strafrecht. De tolk heeft (basis)kennis van de belangrijkste kernbegrippen en rechtsfiguren uit het vreemdtalige strafrecht en weet deze in de context van het vreemdtalige strafrecht plaatsen. De tolk heeft basiskennis van de hoofdlijnen van de inhoud van het vreemdtalige opsporingsonderzoek. De tolk heeft basiskennis van de belangrijkste verschillen tussen het Nederlandse en het vreemdtalige strafrechtsysteem. |
Kennis van het materieel strafrecht | De tolk heeft basiskennis van de belangrijkste rechten en plichten van de burgers, zoals geregeld in Boek I van het Wetboek van Strafrecht. |
Kennis van vreemdtalige strafrechtelijke terminologie |
De tolk heeft basiskennis van de betekenis van de belangrijkste Nederlandse juridische termen en specifieke terminologieën die in het strafrecht vaak voorkomen en kan deze vertalen naar de equivalent in de vreemde taal. Indien er geen juridische equivalent in de vreemde taal bestaat, kan de tolk het begrip in de vreemde taal uitleggen. De tolk kan waar nodig zichzelf nieuwe termen eigen maken op basis van persoonlijke zoekvaardigheden en hulpstrategieën. |